FAQ

Geschreven door Peter

Veelgestelde vragen voor het eindexamen

1) Waarom leidt een tekort aan kapitaal tot structurele werkloosheid?)

Als kapitaal de knelpuntsfactor is wordt de productiecapaciteit van een land bepaald door de hoeveelheid kapitaal en niet door de hoeveelheid arbeid. Als de productiecapaciteit dan wordt bereikt heeft nog niet iedereen werk. De mensen die bij dit bestedingsevenwicht geen werk hebben zijn structureel werkloos.

We noemen deze mensen structureel werkloos omdat hun werkloosheid niet door de vraag naar goederen wordt bepaald maar door factoren aan de aanbodkant (de manier van produceren). Ook mensen die werkloos worden doordat er diepte-investeringen plaatsvinden noemt men structureel werkloos.  

2) Waarom staat er in Domein B op blz.11 dat structuur werkloosheid in Westerse landen veroorzaakt wordt door een teveel aan kapitaal en in ontwikkelingslanden door een tekort aan kapitaal?)

In beide gevallen wordt structuur werkloosheid veroorzaakt door een tekort aan arbeidsplaatsen. In Westerse landen ontstaat dit tekort doordat er diepte-investeringen plaatsvinden en het vele kapitaal dat er daardoor is weinig arbeid nodig heeft, in ontwikkelingslanden doordat er te weinig investeringen plaatsvinden waardoor er absoluut te weinig kapitaal is.

  3) Wat wordt verstaan onder fiscalisering van de AOW?)

De AOW-premie wordt betaald gelijk met de inkomensbelasting. De premies gaan echter naar de Sociale Verzekeringsbank die met de geïncasseerde premies de uitkeringen voor de AOW verzorgt. Overigens worden de premies die nu geïncasseerd worden gebruikt voor de uitkeringen van de huidige AOW-ers (= omslagstelsel).

Nu de financiering van de AOW problematisch aan het worden is (vergrijzing) gaan er stemmen op om de AOW te fiscaliseren. Dit betekent dat de uitkeringen voor een deel gedaan zullen worden uit de algemene middelen (de belastingen).

  4) Wie betalen er premies voor de AOW?)

Iedereen die werkt betaalt AOW-premie. De premie bedraagt zo’n 17% van het verdiende inkomen, maar alleen over de eerste twee schijven. Dit betekent dat je over ongeveer de eerste € 27.000,- van je inkomen AOW-premie betaalt. Over het inkomen daarboven betaal je geen premie (zie speculatie 11).  

5) Wie krijgen er een AOW-uitkering?)

Om in aanmerking te komen voor een AOW-uitkering moet je 65 jaar of ouder zijn (staat ter discussie). Je hoeft geen premie te hebben betaald maar wel inwoner van Nederland zijn geweest tussen 15 en 65 jaar. Voor ieder jaar dat je hier woonde heb je 2% AOW opgebouwd.

  6) Wat verstaan we onder vergrijzing?)

Vergrijzing is een stijging van de i/a-ratio. De i/a-ratio staat voor de verhouding tussen de inactieven met een uitkering en de actieven. Als de i/a-ratio stijgt moeten in verhouding steeds minder mensen de premies betalen voor steeds meer uitkeringen (zie berekening met AOW).

  7) Wat zijn de mogelijke oplossingen voor de AOW-problemen?)

De bekendste oplossing is het verhogen van de AOW-leeftijd. Hiermee win je aan twee kanten. Je hoeft niet alleen minder uit te keren maar je ontvangt ook meer premies. Immers zodra je 65 bent hoef je geen premie meer te betalen.

Een andere oplossing is het door laten lopen van de betaling van premie na je 65-ste. Maar dit komt in feite neer op het verlagen van de uitkering.

Een derde oplossing is de fiscalisering van de AOW.

  8) Hoe hoog is een uitkering?)

Als je samenwoont krijg je samen € 1.362,36 per maand. Woon je alleen dan krijg je €978,05.

  9) Wat is het probleem van een dalende AIQ?)

Op zichzelf is daar niets mis mee. De AIQ geeft aan welk deel van het nationaal inkomen naar de productiefactor arbeid gaat. Bij een gelijkblijvend nationaal inkomen betekent een daling van de AIQ dat de andere productiefactoren een hogere beloning krijgen. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat de productiefactor ondernemerschap een hogere beloning heeft gekregen dus dat de winsten zijn toegenomen. Deze hogere winsten geeft ondernemers mondiaal een incentive om zich te vestigen in ons land. Dit zou kunnen leiden tot een hoger nationaal inkomen. Dit kan betekenen dat arbeid meer betaald krijgt ondanks dat de AIQ daalt.  

10) Wat is de zorgverzekering?)

Iedereen die in Nederland woont of werkt is wettelijk verplicht een basisverzekering te hebben. Deze basisverzekering dekt de standaardkosten van bijvoorbeeld huisarts, ziekenhuis of apotheek. De overheid bepaalt de inhoud van de basisverzekering. Naast de basisverzekering kunnen mensen zich aanvullend verzekeren voor kosten die niet in het basispakket zitten. Bijvoorbeeld een uitgebreide vergoeding voor fysiotherapie of tandarts. De vergoedingen en de premie verschillen per verzekeraar. De overheid bemoeit zich niet met aanvullende verzekeringen.

De premie wordt rechtstreeks betaald aan de verzekeringsmaatschappij. Daarnaast moet aan de belastingdienst een inkomensafhankelijke bijdrage worden betaald. Dit is ongeveer 7% tot een inkomen van ongeveer € 33.000,- Dit betekent dus dat je bij een inkomen van € 33.000,- of hoger € 2.310 (7% van 33.000) aan premie betaalt. Bij een inkomen lager dan € 33.000 betaal je 7% van het bedrag dat je verdiend hebt. (zie verder: speculatie 11).

De werkgever is over het algemeen verplicht de inkomensafhankelijke bijdrage te vergoeden. Dit betekent dat de werkgever het loon met eenzelfde bedrag heeft verhoogd. Per saldo merkt de werknemer de betaling van deze premie dus niet.  

11) Wat is het onderscheid tussen het draagkrachtbeginsel en het profijtbeginsel?

Het zijn beide principes van belastingheffing. Volgens het draagkrachtbeginsel betaal je belasting naar draagkracht. Dus wie meer verdient betaalt meer belasting. Het profijtbeginsel stelt dat je betaalt als je van de diensten die geleverd worden profiteert.

Voorbeeld: de motorrijtuigenbelasting is een belasting waarbij het profijtbeginsel ver is doorgevoerd. Alleen wanneer je een motorvoertuig hebt betaal je deze belasting.

Voorbeeld: de inkomstenbelasting werkt volgens het draagkrachtbeginsel. De belasting is volledig afhankelijk van je inkomen. Je zou echter kunnen stellen dat mensen met een hoog inkomen meer profiteren van overheidsvoorzieningen. In dat geval speelt ook het profijtbeginsel een rol.